Statenkwartier van toen: De Scheveningse geschiedenis van meester Vermaas

door Karel Wagemans

In 1926, vier jaar na zijn dood, verscheen in twee delen Geschiedenis van Scheveningen van Johannes Cornelis Vermaas (1846-1922). In het vissersdorp is vanwege dit geschiedwerk in 1930 een straat(je) naar hem vernoemd. Geboren te Den Haag, werd Jan Vermaas in 1871 aangesteld als onderwijzer bij de gemeentelijke basisschool in de Badhuisstraat. Wonen ging hij nadien aan de Haringkade. Om zijn inkomsten wat te verhogen (hij was inmiddels getrouwd en vader) begon hij in 1876 tevens journalistieke bijdragen aan diverse dagbladen te leveren. In de jaren die volgden werd hij in Scheveningen, zoals later van hem werd getuigd, “een bekende en geziene figuur bij groot en klein, hoewel niet populair in de gewone zin: rustig, stil, enigszins stroef in de omgang zelfs, ging hij zijn weg”. Die weg bracht hem mede naar diverse archieven om er het toen nog vrijwel onbekende verleden van Scheveningen bloot te leggen. Veel historische informatie verkreeg hij bovendien van de bevolking zelf. Het leidde in 1909 tot zijn eerste boekpublicatie over de Scheveningse geschiedenis en meer in het bijzonder over de periode 1795-1813.

Foto van de auteur in Geschiedenis van Scheveningen (deel I)

Co-auteur was Pieter Hoogenraad (1872-1936), een Scheveningse rederszoon en sinds 1904 directeur van de visafslag. Hun samenwerking smaakte de schrijvers naar meer en vormde de basis van het plan om hun krachten te beproeven op een breder opgezet historisch overzicht. Maar die uitgave zou dus tot 1926 op zich laten wachten en droeg bij verschijning slechts de naam van Vermaas. Volgens Kees de Klinker, die sinds 1935 onder de kop Scheveningsche klanken een tweewekelijkse en in dialect geschreven column voor de Haagsche Courant verzorgde, was Hoogenraad indertijd echter de motor achter de feitelijke totstandkoming van Geschiedenis van Scheveningen geweest en had hij aan de inhoud daarvan ruimschoots bijgedragen.

Pieter Hoogenraad, foto uit de Haagsche Courant van 22 mei 1936

Gevoelens van piëteit jegens de overleden Vermaas zouden hem ervan hebben weerhouden bij de uiteindelijke publicatie van het boek op de voorgrond te treden. Overigens was de redactie van de aan Vermaas toegeschreven tekst geheel in handen van Hoogenraad geweest. Aan de toenmalige Haagse gemeentearchivaris Willem Moll was de taak toevertrouwd daaruit nog eventuele onjuistheden te verwijderen. Moll heeft later naam gemaakt in de kunstwereld door Van Goghs topstuk Tuin te Arles in 1962 per legaat aan het vroegere Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) te vermaken.

Advertentie in Het Vaderland van 3 oktober 1909

Nadat eind 1913 een punt was gezet achter zijn 48-jarige loopbaan als schoolmeester, begon Vermaas zijn eerder verzamelde aantekeningen over de Scheveningse geschiedenis te ordenen, bij te stellen en waar nodig aan te vullen. En daar ging gaandeweg nog heel wat tijd in zitten, want vanaf 1900 hadden zich in de directe nabijheid van het oude vissersdorp grote veranderingen voorgedaan. Zoals Kees de Klinker het nadien verwoordde: “In enkelde tientalle jaere ebbe wij de wûrreld meir zien verandere-n-as onze vóórouwers in net zoaveul èiwe.” De aanleg van de nieuwe woonwijk het Statenkwartier op Schevenings grondgebied behoorde in die dagen beslist tot de meest ingrijpende wijziging in de couleur locale. Vermaas schreef hierover zelf: “In het begin van de 20ste eeuw was een gedeelte van de Westduinen bij het Frankenslag nog onaangetast gebleven en men zal het met ons betreuren, dat van de schilderachtige duinengroep daar maar een zeer klein gedeelte behouden bleef. Wel laat men hier en daar bij uitzondering een enkel duin ongerept, maar het mooie is er af. Lanen en plantsoenen zelfs, die de huizenrijen omgeven, zijn niet in staat te vergoeden het brok schoone natuur, dat ook daar verloren is gegaan.” 

Duinterrein bij het Frankenslag door Paul Gabriël, ca, 1885. De schilder werd 10 jaar later een der eerste bewoners van de straat (HGA)

Niettemin behoorde Vermaas met zijn tweede vrouw (zijn vorige was in 1886 overleden) en kinderen tot de eerste bewoners van de nieuwe huizen daar, toen zij in juli 1903 het net opgeleverde pand Paulus Buijsstraat 34 betrokken. Hun samenleving eindigde drie jaar later met de verhuizing van mevrouw Vermaas en de kinderen naar de Leuvensestraat. Tot een formele scheiding kwam het niet, maar Vermaas woonde sindsdien op kamers op diverse adressen, waarvan de meeste in het Statenkwartier lagen. Als laatste is dat de Van Loostraat 116 geweest. Enkele maanden na zijn dood onthulde koningin Wilhelmina aan de Scheveningseweg ter hoogte van het Frankenslag het monument ter nagedachtenis van de tijdens de Eerste Wereldoorlog omgekomen Scheveningse vissers. Voor de realisatie van dit monument had Vermaas in de voorgaande jaren in hoge mate geijverd. Uiteraard was zijn vriend Pieter Hoogenraad, die sinds 1920 met zijn gezin in de Frankenstraat 86 woonde, bij de plechtigheid aanwezig.

Monument voor omgekomen vissers aan de Scheveningseweg

Frankenstraat en Frankenslag zijn bij uitzondering nu eens niet vernoemd naar een staatsman uit vroeger tijd, maar naar de Scheveningse ondernemer Pieter Franke, een telg uit de familie Van der Zwan. Die had er omstreeks 1800 een stuk duingrond in pacht, waarop hij een touwslagerij exploiteerde. Want zonder touw kon geen visser het stellen. Het is een van de (vele) wetenswaardigheden, die in Geschiedenis van Scheveningen vermeld staan en die Vermaas mogelijk vernomen heeft via de “volbloed Schevelinger” Hoogenband. Diens moeder, Dirkje Varkevisser, was namelijk een achternichtje van de persoon in kwestie.

Naamsverklaring Frankenslag, pag. 34 Geschiedenis van Scheveningen (deel I)

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.