Statenkwartier van toen: Een oorlogsheld aan de Statenlaan

door Karel Wagemans

De aansporing van koningin Wilhelmina: “Sla de mof op z’n kop!” heeft hij bepaald niet nodig gehad. Want vanaf het moment van de Duitse inval op 10 mei 1940 heeft hij dat met volle inzet gedaan. Of zoals het in 1950 werd verwoord: “Hij heeft doorlopend in de moeilijkste omstandigheden blijk gegeven, met totale wegcijfering van eigen persoon en belangen, van zijn drang om aan de strijd tegen de vijand deel te nemen.” Hij staat dan ook als oorlogsheld in de geschiedenis van die dagen opgetekend. Maar toch blijken slechts weinigen zijn naam te kennen. Hij heette Charles Douw van der Krap en zijn adres luidde sinds 1957 Statenlaan 26. Dat is het dertig jaar gebleven.

Charles Douw van der Krap (1950)

Douw van der Krap werd in 1908 geboren te Soerabaja in het toenmalige Nederlands-Indië. Zijn vader, die liever bij de marine was gegaan, had er de leiding over een kleinschalige koffieplantage. Hoewel de zoon steeds heeft gedacht, dat hij de liefde voor de marine van zijn vader had geërfd, lijkt het erop dat die hem in de genen zat via de Amsterdamse grootvader van zijn moeder, Pieter Westerbeek. Toen deze in 1896 te Soerabaja overleed, schreef De Locomotief, de grootste krant van Midden-Java, althans: “[Met hem verdwijnt] een figuur uit den tijd van onze oude Nederlandsche Marine, toen wij nog met trots op onze schepen konden wijzen, toen onze schepen nog vuurden uit 80 vuurmonden, in een drie dubbele rij, en zij de schrik van de zeeroovers op de Indische zeeën waren.” In 1832 op zijn 15de als scheepsjongen in dienst gekomen en opgeklommen tot bootsman, onderscheidde Westerbeek zich in de loop der jaren door zijn uitstekend gedrag en buitengewone dienstijver, zo valt elders te lezen. De achterkleinzoon zou ook in dat opzicht naar zijn overgrootvader blijken te aarden.

Als krijgsgevangene in Juliusburg (midden).

Na zijn opleiding te Den Helder en inmiddels luitenant ter zee trouwde Douw van der Krap in 1933 met Helena Smulders bij wie hij vier kinderen zou krijgen. Na een aantal dienstjaren in Nederlands-Indië werd hem in 1939 tropenverlof toegekend. Dat verlof wilde Douw van der Krap met zijn vrouw en hun ondertussen twee zoontjes in Nederland doorbrengen. Het gezin had nauwelijks de intrek bij moeder Smulders op de Van Boetzelaerlaan 91 genomen of de Nederlandse regering kondigde de algehele mobilisatie af als gevolg van de door de Duitse aanval op Polen uitgebroken Tweede Wereldoorlog. Daarmee kwam een abrupt einde aan Douw van der Kraps verlof. Hij diende per direct het bevel te gaan voeren over een kanonneerboot in de wateren bij de Zuid-Hollandse eilanden. Die boot lag ruim acht maanden later voor onderhoud in een Rotterdams droogdok, toen de Duitsers ook ons land binnenvielen.

Beeld uit de Britse serie Colditz (1972/74)

Op eigen initiatief nam Douw van der Krap in de vier hectische dagen van verbeten strijd die in de havenstad volgden meteen de leiding op zich van een afdeling mariniers. Het vernietigend bombardement van de Luftwaffe op Rotterdam en de dreiging, dat Utrecht en Amsterdam hetzelfde lot zouden ondergaan, dwong echter de capitulatie van het Nederlandse leger af. Van de officieren werd daarbij verlangd, dat zij zich op erewoord zouden verbinden om geen (verdere) actie tegen de bezetter te ondernemen. Douw van der Krap weigerde hieraan gehoor te geven, zodat hij in juli 1940 werd opgepakt om als krijgsgevangene naar Duitsland te worden overgebracht. Zijn poging om aan die internering bij Juliusburg in Sleeswijk-Holstein te ontsnappen, resulteerde slechts in zijn overplaatsing naar een locatie van waaruit ontvluchting door de Duitsers vrijwel onmogelijk werd geacht: Colditz. Die oude vesting in Saksen kreeg sindsdien vooral bekendheid vanwege de gelijknamige populaire Britse tv-serie in 28 delen, ook hier uitgezonden in 1974/1975 en nog eens herhaald in 1984/1985. De hoofrollen werden gespeeld door David McCallum en Robert Wagner, op de buis al vertrouwde gezichten uit respectievelijk De man van UNCLE en De dief van Washington, twee veelbekeken series uit de jaren 1960.

Met de toenmalige prins van Wales bij een herdenking te Oosterbeek (1975)

Anders dan de Duitsers meenden, bleek uitbraak vanuit Colditz echter wel degelijk te kunnen slagen en ook Douw van der Krap is dat toen bijna gelukt. Met succes bekroond werden zijn pogingen echter pas in december 1943 in weer een ander kamp bij Stanislau (tegenwoordig: Ivano-Frankivsk), dat indertijd nog in het door de Duitsers bezette Polen lag, maar zich nu door alle naoorlogse grensverschuivingen in de Oekraïne bevindt. In Warschau terechtgekomen en daar ondergedoken in een fabriek van Philips, nam hij samen met het Poolse verzet actief deel aan de opstand van 1944 tegen de Duitsers. Die felle strijd zou door het toekijken van het Russische Rode Leger in een bloedbad voor de Polen eindigen, maar die afloop maakte Douw van der Krap niet meer mee. Dankzij Philips had hij namelijk medio augustus 1944 met een valse identiteit naar Nederland kunnen terugkeren. Op tijd, naar bleek, om een paar weken later zijn eigen bijdrage aan de Brits-Amerikaanse militaire operatie Market Garden te kunnen leveren. Toen die onderneming uitliep op een mislukking, wist hij eind oktober 1944 met een restant van de 1st British Airborne Division over de Rijn naar het reeds bevrijde Zuiden te ontkomen. Van daaruit werd hij overgevlogen naar Engeland.

Douw van der Kraps oorlogsherinneringen in uitgegeven vorm

Mocht zijn strijdlust ondertussen wat zijn getaand, dan werd die door een ontmoeting met de onverzettelijke koningin Wilhelmina in november 1944 weer fiks aangeblazen. Hij zou er later over schrijven: “In deze bange tijd [was zij] een lichtend middelpunt, dat een ieder die met haar in contact kwam, nieuwe hoop en vertrouwen [schonk].” Tot het eind van de oorlog in Europa was Douw van der Krap vervolgens navigatieofficier bij de Britse marine om hierna, nu opnieuw onder Nederlandse vlag, nog aan de strijd in Azië tegen Japan deel te nemen. Uiteindelijk keerde hij pas in mei 1946 bij zijn gezin terug. Behalve een kort weerzien in Velp eind augustus 1944, had zijn vrouw het al die tijd zonder hem moeten stellen. Hun dochtertje, dat in diezelfde maand vier was geworden, kende hem niet eens.

Bij Koninklijk Besluit van 17 december 1949 werd Douw van der Krap benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde (4e klas). In augustus 1950 volgde zijn promotie tot kapitein ter zee, de rang die hij tot aan zijn pensionering in 1958 behield. Zijn oorlogsherinneringen, voorzien van een voorwoord van prins Bernhard, werden in 1981 gepubliceerd onder de titel Contra de Swastika. Verhuisd uit het Statenkwartier, overleed Douw van der Krap in december 1995 te Wassenaar. Hij was toen al jaren weduwnaar: zijn vrouw stierf geheel onverwacht in juli 1976, tijdens een bezoek aan hun jongste dochter en haar gezin in Schagen. 

Door een vroegere buurman van de Statenlaan, de heer Ben Veelders, is Douw van der Krap later raak getypeerd als een bescheiden en beminnelijk persoon. Iemand die slechts na aandringen bereid bleek over zijn veelbewogen leven te vertellen. Die terughoudende opstelling heeft er mogelijk aan bijgedragen, dat hij als oorlogsheld niet die bekendheid heeft verworven, die anderen  – zoals bijvoorbeeld Erik Hazelhoff Roelfzema, de Soldaat van Oranje – wél ten deel is gevallen. Een woord van dank aan de heer Veelders is hier dan ook beslist op zijn plaats. Door én met zijn informatie gaf hij de aanzet om Charles Douw van der Krap langs deze weg met recht nog eens voor het voetlicht te halen.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.