Markante bewoners in het Statenkwartier
In de loop van hun leven hebben veel (later) bekende Nederlanders voor korte of langere tijd in het Statenkwartier gewoond. Gemakshalve zijn zij in onderstaande categorieën ingedeeld.
Tekst: Karel Wagemans – 2015
(1) KUNSTSCHILDERS
Aan en nabij de Johan van Oldenbarneveltlaan hebben vanaf het ontstaan van de wijk tot aan het eind van het interbellum diverse kunstschilders van naam gewoond. Als belangrijk exponent van de Haagse school wordt hier als eerste Paul Gabriël (1828-1903) genoemd, die zich begin 1896 als een soort pionier aan het Frankenslag 11 vestigde. Want de omgeving daar bestond toen nog grotendeels uit een zandwoestijn, zoals hij in die dagen aan een vriend schreef. Gabriël was de leermeester van het schildersechtpaar Taco Mesdag (1829-1902) – een broer van de zeeschilder – en Geesje van Calcar (1850-1936), die vooral als landschapschilders actief waren en ongeveer in diezelfde tijd hun intrek namen aan de Scheveningseweg 92. Dus min of meer om de hoek bij hun vroegere mentor.
Datzelfde adres op de Scheveningseweg diende later ook tot onderkomen van de beeldhouwer, graveur en landschapschilder Fré Jeltsema (1879-1971). Een bekend werk van zijn hand is het beeld van Johan de Witt op de Plaats in het Haagse centrum. Als gewaardeerd landschapschilder in de stijl van de Haagse school kan tevens de Belg Victor Bauffe (1846-1921) genoemd worden. Hij woonde van 1911 tot aan zijn overlijden aan het Frankenslag 119.
Aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 61 werkte en woonde rond 1910 voorts het schildersechtpaar Albert Roelofs (1877-1920) en Tjieke Bleckmann (1877-1976). Onder hun latere leerlingen bevond zich ook koningin Wilhelmina. De koningin raakte nadien, als lid van Pulchri, min of meer bevriend met een medelid van dit gezelschap, de portretschilder, boekbandontwerper en tekenaar van politiek getinte prenten Willy Sluiter (1873-1949).
Deze woonde aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 68, eerder het adres van de portret- en landschapschilder Arthur Briët (1867-1939). Van een visite van Wilhelmina aan Sluiter in 1923 is door die laatste toen een fraaie pentekening vervaardigd. Evenals deze kunstenaar was ook Piet van der Hem (1885-1961), die van 1919 tot zijn dood aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 101 heeft gewoond, boekbandontwerper, tekenaar van politieke prenten en portretschilder. In die laatste hoedanigheid legde hij in 1914 de beeltenis vast van onze landgenote Greetje Zelle, die onder de naam Mata Hari in Parijs en elders in Europa furore had gemaakt als exotisch danseres. Zij werd in 1917 te Vincennes door de Fransen op verdenking van spionage geëxecuteerd.
In de Van Beuningenstraat 14 – afgebroken in de oorlog – woonde van 1926 tot 1942 Antoon Molkenboer (1872-1960). Hij was tevens beeldend ontwerper en werkte veel met glas. Het monumentje op het Frederik Hendrikplein ter nagedachtenis van de voordrachtkunstenaar Albert Vogel uit 1936 is van zijn hand. De koorafsluiting in de Antonius Abtkerk aan de Scheveningseweg, een groot, kleurrijk en prachtig mozaïek, is eveneens door Molkenboer ontworpen.
Als schilder van natuur en landschap, maar vooral als lithograaf, heeft Simon Moulijn (1866-1948) naam gemaakt. Met zijn vrouw, de dichteres Hester Haitsma Mulier (1877-1948), heeft hij geruime tijd deel uitgemaakt van de kunstenaarskolonie in Laren. De laatste twee jaar van hun leven woonden zij in de Frankenstraat 29.
Tot slot mag in deze opsomming van bekende kunstschilders uit het Statenkwartier de naam Han van Meegeren (1889-1947) niet ontbreken. De meest bekende kunstvervalser aller tijden, die schijnbaar moeiteloos oude Hollandse meesters als Vermeer (o.a. De Emmausgangers) en Frans Hals uit zijn kwast schudde, vestigde zich in 1917 in de wijk toen hij in de Van Hoornbeekstraat 92 ging wonen, een pand dat in de oorlog is afgebroken. Bentinckstraat 58 (vanaf 1919) en Van Beverningkstraat 36 (vanaf 1926) zijn enkele van zijn latere adressen in de buurt, alvorens hij begin 1933 naar Frankrijk verhuisde.
(2) MUSICI
In de loop der tijd hebben diverse musici van naam binnen het Statenkwartier hun domicilie gevonden. Als eerste onder hen wordt Arnold Spoel (1859-1934) genoemd, die van 1924 tot aan zijn overlijden in de Adriaan Pauwstraat 41 woonde. Spoel was operazanger (bariton), dirigent en de componist van vele indertijd zeer populaire vaderlandslievende liederen. Daaronder Wij willen Holland houen, dat een welverdiend plaatsje kreeg in de toen alom bekende zangbundel Kun je nog zingen, zing dan mee. Behalve oprichter van de Nederlandsche Vereeniging voor den Volkszang en gewaardeerd koorleider, was hij bovendien zangpedagoog.
Tot zijn leerlingen behoorde onder meer Maartje Offers (1891-1944), die het tot altzangeres van internationale beroemdheid bracht. Als eerste Nederlandse operazangeres is zij van 1924 tot 1927 verbonden geweest aan de Scala van Milaan, waar zij triomfen oogstte in Verdi’s Il Trovatore en Aïda.
Zij woonde sinds 1938 aan de Stadhouderslaan 92 (boven de toenmalige melkinrichting van De Sierkan). Door de op last van de Duitse bezetter uitgevoerde evacuatie van het Statenkwartier diende zij eind 1942 echter naar elders te verhuizen. Haar opvolger in dezelfde woning werd na de bevrijding Willem Ravelli (1892-1980), volgens muziekkenners de grootste baritonzanger die ons land ooit heeft voortgebracht. Zijn vertolking van de Christuspartij in Bachs Matthäus Passion ontving indertijd zelfs van de meest kritische recensent de hoogste lof. Hij verhuisde in 1966 van de Stadhouderslaan naar de Ten Hovestraat 14, waar hij en zijn vrouw tot 1969 hebben gewoond om daarna hun laatste intrek te nemen in het toen net geopende Rosa Spier Huis te Laren.
Tot de beroepsmatige kennissen van de baritonzanger behoorde sinds 1932 Willem Noske (1918-1995), die op 14-jarige leeftijd als violist debuteerde bij het Concertgebouworkest, een gezelschap waarvan op dat moment ook Ravelli deel uitmaakte. Hoewel Noske als een muzikaal wonderkind werd beschouwd, heeft hij op termijn vooral naam gemaakt als muziekhistoricus en verzamelaar. Vanaf 1958 bouwde hij gaandeweg een immense collectie op van (historische) bladmuziek van eigen bodem en daaraan gerelateerde stukken.
Na zijn dood is deze collectie ondergebracht bij het Nederlands Muziek Instituut. Met zijn uitdijende verzameling heeft Noske achtereenvolgens op drie adressen in het Statenkwartier gewoond: van 1957 tot 1978 aan de Statenlaan 67, van 1978 tot 1984 aan de Scheveningseweg 120 en van 1984 tot 1995 aan de Frederik Hendriklaan 45.
Vanwege het “lichtere” genre bekleedt Wieteke van Dort (geb. 1943) een geheel eigen plaats tussen de hiervoor genoemde wat “zwaardere” musici uit het Statenkwartier. Ongetwijfeld een artistieke duizendpoot, heeft zij in brede kring toch vooral bekendheid verkregen door de liedjes vol weemoed en verlangen in haar rol van de Indische Tante Lien. Uit dat repertoire kan de klassieker Arm Den Haag uit 1975 als overtuigend voorbeeld gelden.
Geboren in wat toen nog Nederlands-Indë was, kwam Wieteke met haar ouders halverwege de jaren 1950 als repatriant in Den Haag terecht. Het gezin ging daar in 1958 inwonen bij een oom en tante op de Van Boetzelaerlaan 13. Op dit adres is Wieteke opgegroeid om het naderhand (tot het jaar 2000) als secretariaat en werkruimte in te richten. Als het even kon, organiseerde zij er in die tijd op zondag ook steeds een koempoelan, een gezellige en ongedwongen bijeenkomst met thee en koekjes voor familie en vrienden.
(3) SCHRIJVERS EN DICHTERS
Schrijvers van “spannende” boeken zijn in het Statenkwartier altijd ruim vertegenwoordigd geweest. Onder het pseudoniem Ivans publiceerde Jacob van Schevichaven (1866-1935) in 1917 de allereerste Nederlandse detectiveroman. Naar het recept Holmes-Watson creëerde hij het speurderduo Gill-Hendriks. De ruim 40 avonturen die deze twee beleefden trokken in de vooroorlogse jaren duizenden lezers. Zijn romanpersonage, de advocaat Willy Hendriks, liet de auteur kantoor aan huis houden op de Scheveningseweg. Ivans zelf woonde van 1929 tot 1934 aan het Frankenslag 138. Een adres in de Vivienstraat was de thuisbasis van commissaris Aremberg, een fictieve speurder van latere datum.
Aremberg was de creatie van Pim Hofdorp, de schrijversnaam van Wilhelm Gustave Kierdorff (1912-1984), die de politieman tussen 1959 en 1975 vele Haagse mysteries in de criminele sfeer deed oplossen. Een bijzonderheid daarbij is, dat het telkens strikt wijkgebonden zaken betreft. Als zodanig kwam het Statenkwartier aan bod in Sambals voor Sweelinck uit 1962, dat in de jaren 1990 herdrukt is. Hofdorp woonde van 1948 tot aan zijn overlijden in de Antonie Heinsiusstraat 12.
Geen Haagse, maar een Chinese speurneus maakt de dienst uit in de detectiveverhalen van de diplomaat Robert van Gulik (1910-1967), wiens adres van 1963 tot 1965 Ten Hovestraat 88 was. Zijn rechter Tie was bij het lezend publiek van toen dermate in trek, dat het boekenweekgeschenk van 1964 bestond uit diens avontuur Vier vingers. In totaal bestaat de rechter Tie-reeks uit 17 deeltjes, waarvan de in Chinese stijl vervaardigde illustraties eveneens van de hand van de schrijver zijn. Van Guliks verhalen zijn gebaseerd op een historische werkelijkheid, want de persoon rechter Tie heeft in het oude China ooit echt bestaan.
Ook Tomas Ross, pseudoniem van Willem Pieter Hogendoorn (geb. 1944), verweeft in zijn spannende boeken op een soortgelijke manier feiten met fictie. Soms op een manier die verontwaardigde reacties oproept. Zo toonde prins Bernhard zich in 2002 bepaald niet gelukkig met het beeld van zijn moeder, prinses Armgard, dat Ross in Omwille van de troon had geschetst. Ross, die aan de Johan van Oldenbarnevelt woont, situeerde zijn in 1998 gepubliceerde Wij Alexander deels in de eigen woonomgeving door hoofdpersoon Jan Giltay een huis aan het Frankenslag te laten betrekken.
Hoewel tot een totaal ander genre behorend, kan aan de jongensboekenserie Arendsoog evenmin de nodige spanning worden ontzegd. De uit 63 delen bestaande reeks werd in 1935 begonnen door Jan Nowee (1901-1958) en na diens dood voortgezet door zijn zoon Paul Nowee (1936-1993). Beiden woonden vanaf 1946 tot aan hun respectievelijk overlijden aan de Statenlaan 88.
Als representanten van de Nederlands-Indische cultuur nemen Tjalie Robinson (1911-1974) en Yvonne Keuls (geb. 1931) als met het Statenkwartier verbonden schrijvers een geheel eigen plaats in. De eerste, wiens echte naam Jan Boon was, woonde van 1959 tot 1974 aan de Prins Mauritslaan 36, de tweede als meisje enige tijd met haar ouders in pension aan het Frederik Hendrikplein.
Aan beider verblijf in de wijk is een tastbare herinnering verbonden. Zo is aan de gevel van Robinsons voormalige woning aan de Prins Mauritslaan een plaquette aangebracht met de tekst: Wie dit lees is gek, een citaat uit diens boek Piekerans van een straatslijper uit 1965. En op initiatief van Yvonne Keuls werd op een hoek van het Frederik Hendrikplein begin oktober 2013 de bronzen sculptuur Indische Tantes van Loek Bos onthuld, een verwijzing naar haar gelijknamige boek uit 2001. Dat is geen lukraak gekozen plek, want – naar zij later vertelde – de basis voor haar loopbaan als schrijfster werd gelegd in de periode dat zij als kind aan dit plein woonde.
Naast de bovengenoemde schrijvers zijn er onder de (vroegere) bewoners van het Statenkwartier ook diverse dichters te vinden. Als eerste onder hen wordt Annie Salomons (1885-1980) genoemd, die in 1905 debuteerde met de dichtbundel Verzen. Hoewel zij ook later poëzie zou blijven schrijven, ontwikkelde zij zich gaandeweg meer en meer tot prozaïste. Zii woonde van 1931 tot 1962 aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 77.
Haar tijdgenoot Jan Greshoff (1888-1971) begon zijn loopbaan als journalist bij een Haagse krant in 1908. Het jaar daarop ging hij op kamers wonen bij de HBS-leraar Varenhorst in de Jacob Gillesstraat 25 (toen nog genummerd 35). Tijdens de twee jaar dat hij op dit adres verbleef, verschenen zijn eerste dichtbundels Aan den verlaten vijver (1909) en Door mijn open venster… (1910). Nog vele andere werken zouden later volgen. Hier te memoreren valt tevens Louis de Bourbon (1908-1975), die van 1952 tot 1968 in de Van den Eijndestraat 12 heeft gewoond. [Eerder de locatie van de spookverhalen van het nichtje van majoor Thomson, zie ook: (8) militairen.] Tijdens De Bourbons verblijf op dat adres verschenen diens poëziebundels Halverwege (1953) en Karambool (1959).
Een deel van De Bourbons oeuvre wordt beheerst door zijn vermeende afstamming van de in 1793 onthoofde Franse koning Lodewijk XVI, de Naundorff-kwestie, die generaties lang de pennen in beweging bracht. Bedoelde afstamming werd echter door DNA-onderzoek aan het eind van de jaren 1990 naar het rijk der fabelen verwezen. Als laatste wordt hier Paul Rodenko (1920-1976) vermeld, die wordt gerekend tot de groep experimentele dichters die bekend staan als De Vijftigers. Zijn eerste bundel verscheen in 1951 onder de titel Gedichten in de poëziereeks De Windroos. Rodenko woonde van 1946 tot 1955 in de Antonie Duyckstraat 100.
(4) ACTEURS EN KLEINKUNSTENAARS
Tot de groten van het Nederlandse toneel wordt Eduard Verkade (1879-1961) gerekend. Zijn indertijd vernieuwende aanpak als acteur en regisseur is daaraan niet vreemd. Hij speelde diverse rollen in de stukken van William Shakespeare, waaronder zijn vertolkingen van Hamlet en Macbeth tot de meest geroemde behoren. Verkade trad tevens op in aantal Nederlandse films, onder meer in De zwarte tulp uit 1921. In die (stomme) rolprent naar de roman van Alexandre Dumas speelde hij Cornelis de Witt. Verkade woonde van 1922 tot 1924 aan de Willem de Zwijgerlaan 121.
Hij was op dat tijdstip getrouwd met Rie Cramer (1887-1977), nog steeds een vermaard illustratice. Met behulp van het vele malen herdrukte abc-boekje A is een aapje uit 1936, waarvan ook de rijmregels door de tekenaarster werden vervaardigd, leerden generaties Nederlandse kleuters de eerste beginselen van het lezen en schrijven.
Tot het eerder door Verkade opgerichte toneelgezelschap Die Haghespelers trad in 1913 de acteur en latere cabaretier Cor Ruys (1889-1952) toe. Tilly Lus, de toneelnaam van actrice Mathilda Barbiers (1888-1971), met wie Ruys in 1915 trouwde, behoorde eveneens tot dit ensemble. Net als Verkade haalde ook zij het witte doek in enkele vroege (en dus nog stomme) films van Nederlandse makelij. Het acterende echtpaar –waarvan Ruys naderhand in de rol van Potasch in de klucht Potasch en Perlemoer steeds de handen op elkaar kreeg – begon hun bewoning in het Statenkwartier in 1916 in de Van Loostraat 36 en eindigde die (noodgedwongen door de evacuatie) in 1942 aan de Prins Mauritslaan 158. Tussentijds zijn zij meermalen van adres in de wijk veranderd. Zo woonden zij van 1923 tot 1928 aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 98. Omstreeks 1920 gebouwd naar ontwerp in functionalistische stijl van de Haagse architect Jan Duiker, werd dit huis nadien – van 1932 tot 1934 – bewoond door het gezin Lier. Naar naderhand bleek op kosten van prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina.
De prins had namelijk jaren eerder een verhouding gehad met de vrouw des huizes, Mien Wenneker (1887-1973), waaruit in 1918 een zoon was geboren. Met die onthulling zorgde Pim Lier, de zoon in kwestie, als halfbroer van koningin Juliana eind jaren 1970 voor een nationale sensatie. Een stuk aardiger dan die vuile was van toen is echter de over Ruys bewaard gebleven anekdote van diens wandelingen door de buurt. Werd hij lopende door wie dan ook gegroet – zelfs al waren hem dat totaal onbekenden – hij reageerde steevast met een stralend: “Nee maar – hoe gáát ’t zeg? Hoe is ’t thuis? Je moet ‘ns kòmme…” Want de acteur beschikte over een buitengewoon slecht geheugen waar het namen of gezichten betrof. En risico’s nam hij maar liever niet!
Hoewel zij de planken pas hebben betreden na hun vertrek uit het Statenkwartier, mogen hier ook Caro van Eyck (1915-1979) en Ellen Vogel (geb. 1922) niet onvermeld blijven. Het ouderlijk huis van Caro van Eyck, de toneelnaam van Gerarda Taytelbaum, was Johan van Oldenbarneveltlaan 76, hoek Frankenslag. Dat van Ellen Vogel was Frankenslag 300, hoek Statenlaan. Haar vader, de in zijn tijd als voordrachtkunstenaar zeer geroemde Albert Vogel (1874-1933), overleed op dit adres [zie ook: (1) kunstschilders]. Mede vanwege hun eigen Haags-Indische achtergrond bleken Caro van Eyck en Ellen Vogel bij uitstek geschikt om een dragende rol te spelen in twee voor de tv bewerkte romans van Louis Couperus, De boeken der kleine zielen en Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan, die in de eerste helft van de jaren 1970 op de beeldbuis zijn uitgezonden.
Eveneens aan het Frankenslag, op nummer 166, heeft van 1923 tot 1925 Jean-Louis Pisuisse (1880-1927) gewoond, die later naar de Johan van Oldenbarneveltlaan 62 verhuisde. Pisuisse wordt in vakkringen beschouwd als de grondlegger van de kleinkunst in Nederland. Tot zijn cabaretgroep behoorden Jenny Gilliams (1892-1927) en – sinds de zomer van 1927 – Tjakko Kuiper (1898-1927), die toen in de Frankenstraat 76 woonde. Jenny Gilliams, in juli van dat jaar met Pisuisse getrouwd, ging een verhouding met Kuiper aan, die zij later weer verbrak. Het vormde voor de afgewezen minnaar aanleiding om op 26 november 1927 eerst de Pisuisses en vervolgens zichzelf dood te schieten op het Amsterdamse Rembrandtplein, waar een theatervoorstelling van het cabaret gepland stond. Het was indertijd een zeer geruchtmakende affaire!
Een zekere binding met het Statenkwartier heeft ook de latere cabaretier Paul van Vliet (geb. 1935). Zijn ouders verhuisden in 1940 naar de Van Hoornbeekstraat 44. Als gevolg van de evacuatie van de wijk dienden zij deze woning begin 1943 alweer te verlaten. Het huis, waar Van Vliet toen als jongetje heeft gewoond, is kort hierna afgebroken.
(5) SPORTLIEDEN
Zo’n 150 jaar geleden waren veel populaire sporten van nu onder de Nederlandse bevolking nog vrijwel onbekend. Aan Pim Mulier (1865-1954) komt de eer toe in die stand van zaken een ommezwaai te hebben bewerkstelligd. Zo was hij in 1879 de oprichter én actief lid van de eerste voetbalclub in ons land en later – in 1884 – eveneens die van de eerste tennisclub. Daarnaast beoefende Mulier de atletiek (hij werd in 1886 Nederlands kampioen op de 350 meter) en de skisport. In 1890 werd hij voorts de grondlegger van de Friese Elfstedentocht door als eerste die tocht te schaatsen met het oogmerk daarmee een sportieve prestatie te leveren. Hij geldt bovendien als de initiatiefnemer van het evenement, dat nadien is uitgegroeid tot de Vierdaagse van Nijmegen. Mulier woonde van 1907 tot 1954 (met een onderbreking tijdens de oorlogsjaren) aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 103.
Als wielrenner heeft Gerard Bosch van Drakestein (1887-1972) indertijd nationale en internationale roem geoogst. Door kenners werd de wedstrijdfietsende jonkheer beschouwd als een “sportief coureur”. Zijn grootste zege behaalde hij tijdens de Olympische spelen van 1928 te Amsterdam, toen hij zilver won op de tijdrit van 1000 meter. Bosch van Drakestein woonde van 1927 tot 1933 aan de Van Boetzelaerlaan 63.
Van geheel andere aard was de tak van sport die Jo Boesman (1914-1976) en Nini Visscher (1918-2009) beoefenden. Die richtte zich namelijk op de ballonvaart. In 1946 met elkaar getrouwd, maakten zij samen nadien wereldwijd vele honderden ballonvluchten, waarmee zij zich ver over de grenzen roem verwierven. Ook na Boesmans dood bleef zijn vrouw met succes de ballonvaart beoefenen. In 1961 betrokken zij het bovenhuis aan de Statenlaan 2A. Als weduwe is Nini Boesman daar nog tot 1982 blijven wonen. Voor beide luchtvaarders werd in 2011 een ereplek ingeruimd in de Hall of Fame van het Balloon Museum te Albuquerque in New Mexico (USA).
Schaakgrootmeester Hein Donner (1927-1988), die tijdens zijn jeugd in het Statenkwartier heeft gewoond, was afkomstig uit een familie die diverse Nederlandse politici van naam heeft voortgebracht. Maar voor zichzelf koos hij een andere loopbaan. Geboren in de Bentinckstraat 127, verhuisde hij in 1932 met zijn ouders naar de Statenlaan 110. Met een onderbreking tijdens de oorlog heeft hij tot 1946 op dit adres gewoond. Daar heeft Donner zich toentertijd bekwaamd in het schaken. In de jaren 1950 werd hij drie keer landskampioen. Hij kreeg later ook elders in de wereld bekendheid door de winnaar te worden van het in 1967 te Venetië gehouden internationale schaaktoernooi.
Schaatser Bart Veldkamp (geb. 1967) haalde eveneens de internationale pers. Als lange afstandsrijder werd hij in 1990 Europees, en in 1992 – op de tien kilometer – zelfs Olympisch kampioen. Op de vijf en tien kilometer won hij bovendien drie maal de wereldbeker. Veldkamp groeide op boven de wasserette en stomerij van zijn ouders aan de Frederik Hendriklaan 254. Na het behalen van zijn Olympische titel is hij daar door een grote menigte toegejuicht. Sinds het midden van de jaren 1990 woont Veldkamp in België.
(6) FEMINISTES
Omstreeks 1900, de tijd waarin de bouw van het Statenkwartier begon, was de vrouw in maatschappelijk opzicht nog geheel ondergeschikt aan de man. In die situatie zou pas in 1919 verandering komen door de invoering van het (actief) kiesrecht voor vrouwen. Ondertussen was het wel wat bizar, dat de hoogste gezagsdrager in ons land sinds 1890 een meisje was: koningin Wilhelmina. Bij het bereiken van haar achttiende levensjaar in 1898 ging zij aan die functie ook formeel invulling geven. De Nederlandse vrouwen die streden voor gelijkberechtiging knoopten bij deze gebeurtenis aan door in die dagen de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid te houden.
Deze drukbezochte tentoonstelling vond plaats op het toen nog onbebouwde terrein ter hoogte van de huidige kruising van de Johan van Oldenbarneveltlaan en de Eisenhowerlaan, waar een tijdelijk tentoonstellingsgebouw verrees. De locatie was geen toevallige keus, want de grond daar was in bezit van Adriaan Goekoop (1859-1914), de echtgenoot van Cecile de Jong van Beek en Donk (1866-1944), die als een der feministes van het eerste uur deel uitmaakte van het organiserend comité.
Speciaal ten behoeve van de tentoonstelling verscheen het blad Vrouwenarbeid, dat onder redactie stond van Johanna Naber (1859-1941). Veel van haar eigen publicaties zijn nadien gewijd aan opmerkelijke vrouwen uit de wereldgeschiedenis, zoals Florence Nightingale. In haar functie van hoofdbestuurslid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht heeft Johanna Naber jarenlang voor de invoering van dit recht geijverd. Ook speelde zij een belangrijke rol bij de oprichting van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging in 1935. Johanna Naber woonde van 1927 tot 1930 in de Van Bleiswijkstraat 95, een huis dat in de oorlog is afgebroken.
Een andere activiste voor het vrouwenkiesrecht is Aletta Jacobs (1854-1929) geweest, die in 1871 als eerste Nederlandse vrouw toelating kreeg tot de universiteit. Zij studeerde medicijnen te Groningen en werd later arts in Amsterdam.
Toen zij de gemeenteraad van die stad in 1883 verzocht om haar op de kiezerslijst te plaatsen op grond van haar inkomen (in die dagen gold nog het censuskiesrecht), werd dat verzoek vanwege haar vrouwzijn hoonlachend afgewezen. Dit vormde voor haar de directe aanleiding om strijd te gaan voeren voor de wettelijke gelijkberechtiging van man en vrouw. Van de hiervoor genoemde Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht was zij ruim 15 jaar de voorzitster. Aletta Jacobs woonde van 1919 tot 1928 in de Van Aerssenstraat 46. Over haar strijdbaar leven is in 1995 onder de titel Het hoogste streven een speelfilm uitgebracht, die werd geregisseerd door Nouchka van Brakel. Hoewel de feministes uit die dagen onder hetzelfde vaandel oprukten, betekende dat echter bepaald niet dat zij dat ook steeds hand in hand deden.
Iemand als Welmoet Wijnaendts Francken–Dyserinck (1876-1956) heeft men althans nooit op een woord van lof over Aletta Jacobs kunnen betrappen. Zij zweeg die medestrijdster liever dood. Ook Welmoet, in 1916 gescheiden van haar echtgenoot, spande zich in voor de invoering van het vrouwenkiesrecht. In haar geval gebeurde dat vooral door het houden van talloze spreekbeurten over deze kwestie. Later zou zij zich gaan inzetten voor de rechten van ongehuwde moeders en het geven van een betere seksuele voorlichting aan aanstaande huwelijkspartners. Welmoet Wijnaendts Francken–Dyserinck woonde van 1916 tot 1922 aan het Frankenslag 132, en daarna (met een onderbreking tijdens de oorlogsjaren) tot aan haar overlijden aan de Prins Mauritslaan 93, een huis dat is gebouwd in de sobere en strakke stijl van de nieuwe zakelijkheid.
Al verkreeg de Nederlandse vrouw in 1919 het kiesrecht, daarmee was de emancipatiestrijd nog lang niet gestreden. Zo zou het tot 1956 duren alvorens de eerste vrouwelijke minister, Marga Klompé, aantrad. Want vrouwen die op basis van hun capaciteiten een leidinggevende functie ambieerden, dienden veel weerstanden te overwinnen.
Nicolette Bruining (1886-1963) en Victorine Hefting (1905-1993), allebei strijdbare naturen, is dat niettemin gelukt. De eerste was van 1926 tot 1956 voorzitter van de VPRO, de radio-omroep die mede door haar toedoen de ether in ging. Zij woonde van 1946 tot 1950 aan de Willem de Zwijgerlaan 125. De tweede werd in 1947 de eerste vrouwelijke directeur van het Haagse Gemeentemuseum, een functie die zij al sinds 1942 waarnam. Zij woonde van 1941 tot 1942 in het flatgebouw Catsheuvel. Toen koningin Wilhelmina kort voor haar abdicatie in 1948 het museum bezocht, hoorde zij van de directrice dat deze er leiding gaf aan 120 medewerkers. Of die wel naar een vrouw luisterden, wilde de koningin weten. Victorine Hefting, nooit op haar mondje gevallen, antwoordde dat zij wel situaties kende, waar 12 miljoen mensen naar een vrouw luisterden. Wilhelmina toonde zich niet geamuseerd.
De naar de vroegere directrice vernoemde Victorine Heftingprijs wordt sinds 1988 toegekend aan Haagse vrouwen, die een voorbeeldfunctie in de kunst vervullen. Oud-Statenkwartierster Wieteke van Dort ontving de prijs in 2007.
(7) POLITICI
Waar het Statenkwartier in letterlijke zin altijd een onkerkelijke buurt is geweest, kan het misschien opmerkelijk worden genoemd dat relatief veel politici van christelijke snit er hun woning vonden. Van de Christelijk-Historische Unie (CHU), een partij die in 1980 in het CDA is opgegaan, wordt hier als eerste jonkheer Dirk de Geer (1870-1960) genoemd, de weinig strijdbaar ingestelde minister-president op het moment van de Duitse inval in 1940. Hij woonde van 1914 tot 1942 aan de Prins Mauritslaan 61. Na de bevrijding kreeg hij zware kritiek te verduren vanwege zijn slappe houding tijdens de oorlogsjaren. Kamerlid en partijvoorzitter van de CHU, Hendrik Tilanus (1884-1966), woonde vanaf 1929 – met een onderbreking tijdens de oorlog – tot aan zijn overlijden aan de Statenlaan 125. Zijn zoon, Arnold Tilanus (1910-1996), bracht het later eveneens tot voorzitter van de CHU.
Hun beider partijgenote en sinds 1945 lid van de Tweede Kamer, freule Christine (“Bob”) Wttewaal van Stoetwegen (1901-1986), woonde van 1922 tot 1941 aan de Statenlaan 137. Landelijke populariteit verwierf zij zich in 1970 door bij een inmiddels tot laat in de nacht gevorderd parlementair debat uit te roepen: Het is gekkenwerk!
Voor kiezers jarenlang hét gezicht van de Anti Revolutionaire Partij (ARP), in 1980 eveneens opgegaan in het CDA, was Hendrikus Colijn (1869-1944), tijdens het interbellum vijf maal minister-president. Het door hem gevoerde starre bezuinigingsbeleid in de vooroorlogse crisisjaren kostte hem echter een groot deel van zijn politieke aanhang.
Colijn woonde van 1925 tot 1941 in een kapitaal pand aan de Stadhouderslaan 151. In juli van laatstgenoemd jaar werd hij op dit adres door de Duitsers opgepakt om uiteindelijk in Thüringen te worden geïnterneerd. Hij is daarginds in 1944 aan een hartaanval overleden. Zijn villa aan de Stadhouderslaan, in het gedeelte dat nu Eisenhowerlaan heet, was toen al afgebroken in verband met de aanleg van de Atlantikwall.
Was Colijn als bewindsman in de crisistijd weinig populair, voordien had Folkert Posthuma (1874-1943), als partijloos liberaal minister van Landbouw, zich tijdens de Eerste Wereldoorlog zelfs gehaat gemaakt vanwege de toen door hem uitgevaardigde distributiemaatregelen. Zijn huis in de Antonie Duyckstraat 94 stond in die dagen onder permanente politiebewaking. Posthuma die er van 1914 tot 1942 heeft gewoond, ontpopte zich in de jaren 1930 tot aanhanger van het nationaal-socialisme. Hij werd om die reden enkele maanden na zijn vertrek uit het Statenkwartier door het verzet geliquideerd.
Het mag wellicht enige verbazing wekken, dat in de vooroorlogse jaren ook drie kopstukken uit de Sociaal-democratische Arbeiderspartij (SDAP), de voorloper van de huidige PvdA, een huis in deze ook toen al dure wijk betrokken. Pieter Jelles Troelstra (1860-1930) , mede-oprichter van de SDAP, woonde er van 1916 tot 1919 aan de Johan van Oldenbarneveltlaan 44. Na diens mislukte en in brede kring veroordeelde oproep tot omverwerping van de bestaande orde trof zijn partijgenoot Willem Albarda (1877-1957) hem daar in november 1918 totaal overspannen op de vloer van de studeerkamer aan, almaar uitroepend: Ik maak er een eind aan! Albarda, vanaf 1925 Troelstra´s opvolger als fractievoorzitter in de Tweede Kamer en in 1939 de eerste “rooie” in Nederland met een ministersfunctie (Waterstaat), woonde zelf van 1917 tot 1930 in de Van Aerssenstraat 68.
Een derde partijlid was Willem Drees (1886.-1988), die van 1917 tot 1942 in de Van Bleiswijkstraat 58 heeft gewoond. Vanaf 1919 was hij Haags wethouder om in 1933 lid van de Tweede Kamer te worden. Drees heeft na de oorlog vier maal de functie van minister-president bekleed. Zijn naam blijft onverbrekelijk verbonden aan de totstandkoming van het ouderdomspensioen. Zoon Willem Drees jr. (1922-1998) was in de jaren 1970 fractievoorzitter in de Tweede Kamer van de nieuw opgerichte partij van de Democratische Socialisten (DS’70), na evenals zijn vader bedankt te hebben als lid van de PvdA.
Twee politici van latere datum behoren tot de meer recente inwoners van het Statenkwartier. CDA-er Wim Deetman (geb. 1945), voordien minister van Onderwijs en later voorzitter van de Tweede Kamer, werd in 1996 tot burgemeester van Den Haag benoemd en betrok toen een woning aan de Statenlaan. Deetmans opvolger als Haags burgemeester werd in 2008 de VVD-er Jozias van Aartsen (geb. 1947), die eerder de functie van minister van Landbouw en naderhand die van Buitenlandse Zaken vervulde. Hij woont sinds jaren aan het Frankenslag.
(8) MILITAIREN
De bewoningsgeschiedenis van het Statenkwartier zou incompleet zijn zonder de vermelding van een vijftal prominente officieren, dat in de vorige eeuw landelijke naamsbekendheid verwierf.
Op de Frederik Hendriklaan 67 woonde van 1909 tot 1913 majoor Lodewijk Thomson (1869-1914), in die periode lid van de Haagse gemeenteraad. Sinds 1905 was hij dat al van de Tweede Kamer. Als parlementariër ijverde hij voor de legerhervormingen in meer democratische zin. Begin 1914 werd hij als hoofd van een militaire missie uitgezonden naar Albanië, dat verscheurd werd door interne twisten. Pogend daar tussen de diverse bevolkingsgroepen de vrede te handhaven, sneuvelde hij tijdens een gewapend treffen. In 1918 werd hij met een standbeeld geëerd, dat op het naar hem vernoemde Haagse Thomsonplein te vinden is. Zijn nichtje Charlotte, die ten tijde van de majoors dood in de Van den Eijndestraat op nummer 12 woonde, zou later vertellen dat zij op dit adres de geest van haar oom had zien rondwaren.
Een beslist nog schokkender manifestatie deed zich in 1921 voor op het Frankenslag 316. Dit pand had toen de primeur het doelwit van de eerste bomaanslag in Nederland te zijn. Het huis werd in die dagen bewoond door majoor Henri Verspijck (1867-1955), lid van de krijgsraad in Den Haag. Een groot deel van de voorgevel werd in puin gelegd, maar de majoor en zijn gezin die zich in de achterkamer hadden bevonden, kwamen met de schrik vrij. De aanslag was bedoeld als een wraakactie op Verspijck, omdat deze een week eerder een dienstweigeraar tot celstraf had veroordeeld. Het brein achter de aanslag was de antimilitairistische, 28-jarige student Leendert van der Linde, die overigens ook op het Frankenslag (op nummer 386) woonde.
Negentien jaar later, in de meidagen van 1940, regende het overal bommen toen de Duitsers ons land binnenvielen. Opperbevelhebber van het Nederlandse leger was op dat tijdstip generaal Henri Winkelman (1876-1952), die een paar maanden eerder Statenlaan 8 betrokken had. Nadat de Duitsers een verwoestend bombardement op Rotterdam hadden uitgevoerd en dreigden dat andere grote steden in het land zouden volgen, zag Winkelman zich tot overgave van onze strijdkrachten genoodzaakt.
In de strijd tegen de parachutisten die voordien om en bij de residentie had gewoed, gaf vooral tweede luitenant George Maduro (1916-1945) blijk van een doortastend optreden. Posthuum is hem daarvoor de Militaire Willems-Orde toegekend. De op Curaçao geboren Maduro woonde na zijn terugkeer uit krijgsgevangenschap op kamers op de Frederik Hendriklaan 111. Als jood én verzetsman werd hij in 1943 door de Duitsers opgepakt om later om te komen in kamp Dachau. Met de stichting van het miniatuurstadje Madurodam is hem in 1952 door zijn familie een groots gedenkteken in het klein opgericht.
Tot slot wordt hier nog genoemd generaal Henri Koot (1883-1959), wiens adres van 1946 tot aan zijn dood Statenlaan 44 was. Hij toonde zich al jong een expert in de decodering van geheimschrift en was van 1944 tot 1945 commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten. Nadien volgde zijn benoeming tot kanselier der Nederlandse Orden. Koot zou in 1948 degene zijn geweest, die (via prins Bernhard) de omstreden gebedsgenezeres Greet Hofmans op paleis Soestdijk introduceerde. Het valt te lezen in het dubbelportret Juliana & Bernhard uit 2008 van historicus Cees Fasseur (geb. 1938). Door een bijzondere speling van het lot was de Statenlaan 44 voor hem geen onbekend terrein. Want Fasseur heeft daar eind jaren 1960 als kamerhuurder geruime tijd ingewoond bij Koots weduwe.
(9) ARCHITECTEN
Aan de bouwkundige vormgeving van het Statenkwartier hebben meerdere architecten indertijd hun eigen karakteristieke bijdrage geleverd. Een aantal van hen heeft voor kortere of langere tijd ook zelf in de wijk gewoond. In volgorde van hun geboortejaar worden hier genoemd:
Nicolaas Molenaar (1850-1930), die van 1905 tot 1930 aan de Statenlaan 21 woonde. Andere ontwerpen van zijn hand buiten de wijk zijn te vinden in de Zeeheldenbuurt (rooms-katholieke kerk Elandstraat) en in Duinoord (Sweelinckplein).
Jan Willem Bosboom (1860-1928), die van 1912 tot 1915 in de Van der Heimstraat 6 woonde. Andere ontwerpen van zijn hand buiten de wijk zijn te vinden in het centrum (voormalig filmhuis Denneweg) en de Zeeheldenbuurt (Anna Paulownaplein).
Zacharias Hoek (1863-1943), die van 1914 tot 1917 in de Antonie Heinsiusstraat 2 woonde en van 1926 tot 1927 in de Van Beverningkstraat 225. Andere ontwerpen van zijn hand buiten de wijk zijn te vinden in het centrum, Duinoord en Zorgvliet.
Hendrik Rutgers (1879-1955), die van 1909 tot 1916 in de Antonie Duyckstraat 123 woonde en van 1938 tot 1942 in de Van Beuningenstraat 63. Hij hield van 1911 tot 1918 kantoor aan de Frederik Hendriklaan 85.
Willem Greve jr. (1880-1962), die van 1919 tot 1942 in de Frankenstraat 97 woonde. Andere ontwerpen (mede) van zijn hand buiten de wijk zijn te vinden in het centrum (de Torengarage) en in Duindorp (Zeezwaluwhof).
Een architect van later datum is Sjoerd Schamhart (1919-2007), die vanaf het begin van de jaren 1960 tot halverwege de jaren 1990 aan de Statenlaan 85 woonde en werkte. Hij ontwierp de toenmalige nieuwe vleugel van het Gemeentemuseum (1962), waar nu het Fotomuseum gehuisvest is. Andere ontwerpen van zijn hand buiten de wijk zijn het gebouw van de visafslag te Scheveningen (1964) en het appartementencomplex Couperusduin aan de Burgemeester Patijnlaan (1975).
U noemt de schaker Hein Donner, maar U vergeet de vroegere minister en tegenwoordig “onderkoning van Nederland” Piet Hein Donner. Veiligheidshalve geen adres, maar zijstraat Fred.
En de huidige burgemeester van Den Haag op de Frankenslag!
J.H. Donner op de Statenlaan,
Hr. H.W.Tilanus (CHU),Statenlaan,
Hr. Docters van Leeuwen, Statenlaan
Beste meneer/mevrouw Bakker,
Wat betreft de vroegere minister Donner heeft u helemaal gelijk, maar burgemeester Van Aartsen wordt wel degelijk genoemd (zie laatste alinea van ‘politici’). Niettemin dank voor uw reactie. Bij een up-date van ‘Markante bewoners’ zal ik die zeker in gedachten houden! Met vriendelijke groet, Karel Wagemans.
Geachte heer Wagemans,
Van 1957 tot 1959 zat ik op het Johan de Wit Lyceum.
Wieteke van Dort, Dr A.L.I. Sivirsky en ik vormden de redactie van het literaire tijdschrift DE PIER. Voor de vergaderingen ten huize van Sivirsky, eerst aan de Lage PrinsWillemstraat en later aan de Laan van Poot, haalde ik altijd mijn vriendinnetje Wieteke op. Zij woonde toen absoluut niet op de hoek van de Boetzelaerlaan, waar zij later met haar man woonde. Maar bij een tante en oom in de vogelwijk; als ik mij goed herinner Papegaailaan 32. Haar ouders woonden toen voor zover ik weet in Nijmegen.
Wieteke gaf bij Nijgh en van Ditmar haar eerste gedichtenbundel HANDEN uit toen zij op het Johan de Wit Lyceum zat. Korte tijd later volgde ik met mijn eerste bundel TOTUS IN ILLIS bij J.H.Kok te Kampen.
Sivirsky nam in 1962 een gedicht van mij op in zijn beroemde “declamatie-bundel” DE STEM VAN DE DICHTER. Ik sta (hahaha) tussen P.C. Hooft en Christiaan Huygens. Ik wist dat niet, tot ik in 2015 een seintje kreeg dat ik “een groot dichter” was. Dat ben ik ook: 1.92m.
Met beleefde groet en hoogachting,
Wouter van der Horst
Geachte heer Van der Horst,
Leuk, die anekdote van een ‘groot’ dichter van 1.92 m! Wat Wieteke van Dort betreft: zij heeft mij ooit zelf verteld, dat zij na een paar jaar op de Papegaailaan 2 te hebben gewoond in 1958 met haar moeder en stiefvader introk bij haar oom en tante (een zuster van haar moeder) op de Van Boetzelaerlaan 13. Die oom heette Reichman; haar stiefvader Rommelaar. Zij zijn de oprichters van het nog steeds bestaande makelaarskantoor Reichman & Rommelaar, jarenlang gevestigd op de Van Boetzelaerlaan 7 en nu te vinden op de Cornelis de Wittlaan 39, hoek Aert van der Goesstraat. Hun logo – een dubbele, gespiegelde, R – is daar op de gevelspits aangebracht. Dat vindt u misschien wel een aardig detail.
Met vriendelijke groet, Karel Wagemans.
Sjoerd Schamhart had ook in zijn jeugd in het Statenkwartier gewoond. Daarover haalde hij herinneringen op tijdens vergaderingen van het eerste bestuur van het wijkoverleg. Ik doel daarbij op de voorloper in 1974 en 1975 van de in 1976 opgerichte stichting.
Emanuel Lasker was lange tijd wereldkampioen schaken. Na 1925 heeft hij zich echter op andere spelen gestort. Voor een deel viel dat samen met de periode dat hij op kamers woonde op Viviënstraat 98. De dochter des huizes van destijds vertelde mij ooit dat hij in de beneden-voorkamer met zijn bridgepartner langdurig bezig was met spelanalyses ter voorbereiding van het deelnemen aan internationale bridgetoernooien. Daarbij liepen de emoties zo hoog op dat zij nauwelijks naar binnen dorst om de spelers van koffie te voorzien.
Geachte heer Wagemans,
Ik woon in Cats’heuvel, dat dit jaar (14 juli) 10 jaar bestaat. Ik heb het voornemen om dit op de een of andere manier met de bewoners te vieren. Wilt u mij uw email adres opgeven, opdat ik u t.z.t. nader kan informeren?
In de Willem de Zwijgerlaan, hoek .. woonde prof.mr. R. Fruin Th.Az., algemeen rijksarchivaris 1912-1932.
Met vriendelijke groeten,
F.C.J. Ketelaar
mr. L.E. Visser (1871-1942), president van de Hoge Raad tot zijn ontslag op last van de bezetter in 1940, woonde sinds 1 juli 1937 tot zijn overlijden in Catsheuvel (Adrian Goekooplaan 65). Zijn weduwe werd er in november 1942 uit gezet en “verhuisde” in januari 1943 naar Barneveld. Zij overleed in 1944.
Wellicht is het een idee Alexander Münninghoff op te nemen in de rubriek schrijvers. Schrijver van oa De Stamhouder (Librisprijs 2015), hij is ook verdienstelijk schaker en oud redacteur Haagsche Courant.
In uw overigens bijzonder aardige en informatieve rubriek noemt u generaal Winkelman als ‘bewoner’ tijdens de ‘Meidagen van 1940.’ M.i. is dit niet juist, in mijn herinnering woonde hij toen aan de Schouwweg te Wassenaar en werd toen, in de vroege ochtend van 10 mei 1940, door zijn buurman per auto naar het hoofdkwartier in Den Haag gebracht,
Geachte heer Bouvy,
De adresgegevens zijn door mij ontleend aan het Haagse bevolkingsregister van toen.
Met vriendelijke groet,
Karel Wagemans
Mijns inziens is ook het vermelden waard dat Loek van Delden, de geestelijke vader van o.a. de strips van Smidje Verholen in het Statenkwartier woonde. Hij had zijn eigen “studio Avan”. Hij tekende de plaatjes en zijn vrouw schreef er de verhaaltjes bij. Tot zijn dood in 1904 woonde hij op de begane grond de Frankenslag in het flatgebouw Franken heuvel.
Dat is zeker iets om in gedachten te houden! Dan voor de informatie. Met vriendelijke groet, Karel Wagemans
Er gaat een verhaal dat berlage in de van Aerssenstraat ong ter hoogte van nummer 15 woonde. Is daar iets van bekend?
Mij in elk geval niet! Volgens het Haags bevolkingsregister over de periode 1913-1939 vestigde de architect Hendrik Petrus Berlage zich vanuit Amsterdam in 1914 hier in Den Haag aan de Violenweg 14, het adres waar hij in 1934 overleed. Met vriendelijke groet, Karel Wagemans.
Klopt het dat ik bij de musici (Hendrik?) Andriessen mis? Die woonde dacht ik achter wat nu het congresgebouw is, toen een leeg speelveld met bomkraters
Ja, dat klopt. Maar de precieze locatie of het huisadres is (mij) niet bekend. De pianiste Caecila Andriessen, dochter van Hendrik,vertelde mij jaren terug dat de familie indertijd – in de jaren 1950 – “achter” het flatgebouw Catsheuvel woonde.
Violist Willem Noske was een wat verstrooide man, wiens gedachten vermoedelijk louter met muziek van doen hadden. Ik heb hem in de Fred.Hendriklaan wel eens zien fietsen op een fiets met volledig platte banden. Ging met een vriendin die naast de familie Noske woonde ook een keer kamperen op de Veluwe met de familie Noske. Willem Noske zat het merendeel van de tijd op de kampeerplek tegen een boom partituur te lezen….
Charles Welter heeft aan het Statenplein 10 gewoond.
Beeldhouwer Henk Etienne heeft vanaf begin jaren zestig tot aan zijn overlijden in 1968 op de Johan van Oldenbarneveltlaan 101 gewoond samen met zijn partner Rita Manifarges en hun zoon Jan. Hij had daar aan de achterkant van het huis een groot atelier met een kelder daaronder. Daarbinnen stonden twee levensgrote paarden met een ruiter erop. Aan de zijgevel van het huis in de van Dorpstraat hangt nog steeds een werk van hem. Rita en zoon Jan zijn na zijn overlijden naar de Ten Hovestraat 8 of 10 verhuisd.
Lees verder over zijn leven en werken: https://nl.wikipedia.org/wiki/Henk_Etienne
Oud minister sociale zaken Aalberse woonde Oldenbarneveltlaan 82 tot 1942 zie Huygensinstituut dat zijn Dagboek online zette
de heer A.G.C. Baert maakte zijn levenswerk van het Van Goor’s Aardrijkskundig woordenboek van Nederland (1968, 3e druk. De heer Baert (die binnen onze familie oom Sik genoemd werd) woonde tot zijn dood aan de Statenlaan 51. Hij was gehuwd met (tante leen) Van Hengel.
Elke vrijdagavond vonden bijeenkomsten plaats van de B.B.T. B.B.A. (Bond ter Behartiging van de Toeristische Belangen van Buitenlandse Automobilisten). Ik weet niet wanneer dat gestopt is.
Voor wat het waard is!
Beste Karel,
Wat is dit leuk om te lezen. Wat een markante personen wonen en hebben er gewoond in de wijk.
Wat mij betreft zou ook Caecilia Andriessen wel een plekje verdienen op de site. Een weergaloos pianiste. En haar echtgenote Tan Crone heeft ook een aantal jaren bij haar in de van Beverningkstraat gewoond, al pendelde ze tussen Den Haag en haar huis in Amsterdam.
Dank voor al uw speurwerk!
Charlotte
En u bedankt voor uw prijzende reactie! Wat uw vraag betreft: Caecila Andriessen vertelde mij jaren terug dat haar ouderlijk huis – in de jaren 1950 – “achter” het flatgebouw Catsheuvel lag. Uit een Haags telefoonboek van toen blijkt dat dat op Ernst Casimirlaan 37 was. Niet in de wijk dus… Maar ik zal nog eens na proberen te gaan hoe dat dan met de Van Bevenrningkstaat zat?!
Volgens mijn info hebben de dochter van de hr en mevr Kröller-Möller, Helene Kröller jr en haar relatie de heer Paul Moritz Robert Brückmann voor de 2e WO gewoond in het pand J.v.Oldenbarneveltlaan 19/21. Dit pand is in opdracht van haar ouders voor haar gebouwd.
Het is een beetje moeilijk nazoeken tegenwoordig met alle privacybepalingen inzake persoonsgegevens, zelfs al dateren die van tijden terug. Maar uw informatie klopt! Uit een advertentie van Delpher uit 1917 en het Haagse adresboek van 1939 blijkt, dat de Brückmanns in elk geval van 1917-1939 op de Johan van Oldenbarneveltlaan 21 woonden. Leuke toevoeging van de historische woongegevens over de wijk!
Nr. 21 schijnt in 1915 te zijn opgeleverd en werd in 1942 gesplitst in een beneden- en bovenwoning. De Brückmanns woonden er toen al niet meer. Hij overleed in 1940 op de Harskamp, waar ze toen verbleven..