Statenkwartier van toen: Landelijke primeur met kerst 1927
door Karel Wagemans
“Noël, Christmas en Weihnachten nemen in de naburige landen het geheele openbare en gezinsleven in beslag,” constateerde Het Vaderland in 1927 daags voor kerst in een artikel op de voorpagina. “In ons land zweert de meerderheid nog bij St. Nicolaas. Toch valt niet te ontkennen, dat in ons land meer en meer ‘aan Kerstmis gedaan’ wordt, dat niet alleen meer Kerstboomen, hulst en mistletoe onze huizen sieren, doch ook het geven van geschenken meer in zwang komt.” Bij het artikel was een tekening geplaatst van de toen populaire illustratrice Rie Reinderhoff [zie hieronder]. Dat kinderen een rondedansje om de kerstboom doen, zal ook toen echter weinig zijn voorgekomen. Maar dat het kerstfeest sinds de jaren 1920 uitbundiger in Nederland gevierd werd dan voorheen staat wel vast.
Al sinds decennia is de aanwezigheid in de decembermaand van verlichte kerstbomen op de Frederik Hendriklaan (en elders) een vanzelfsprekendheid. In december 1927, dus nu bijna een eeuw terug, gebeurde dat daar voor de eerste maal in ons land. Als zodanig kreeg die primeur ruime aandacht in de nationale pers. Op initiatief van de winkeliers kwamen er in het gedeelte tussen het Prins Mauritsplein en de Statenlaan op allebei de trottoirs tegen de vijftig dennen te staan van zo’n 5 à 6 meter hoog, elk voorzien van ongeveer twintig elektrische lichtjes. De inspiratie voor dit idee was opgedaan in een Amerikaans blad, dat een foto bevatte van een aldus versierde winkelstraat in New York. Op zaterdagmiddag 17 december 1927 ontstak wethouder W.W. van der Meulen om even over vijven via het omdraaien van een schakelaar de lampjes in de bomen. Tot 9 januari 1928 zouden die dagelijks – behalve op zondag – van 4 tot 9 branden en zaterdags nog een uurtje langer. Het was een mooi gezicht, zoals blijkt uit de foto die toen genomen is ter hoogte van de plek waar zich nu o.m. makelaardij Plink bevindt. De meeste mensen moesten het in die tijd thuis nog doen met gas- of olielampen en een kaars voor in de slaapkamer. Deze vorm van verlichting was voor velen dan ook beslist een nieuwigheid en leek aldus garant te staan voor de nodige toeloop.

Verlichte kerstbomen te hoogte van de nrs. 59-63. Links het Institut de Beauté van Van Praagh, rechts de corsetterie en lingeriewinkel Spruyt van Rietschoten (HGA). Deze panden zijn in de jaren 1970 afgebroken.
De keuze van de winkeliers om wethouder Van der Meulen te vragen de starthandeling te verrichten, zal niet zozeer bepaald zijn door diens verantwoordelijkheid in het Haagse college van B & W voor de portefeuilles onderwijs en kunstzaken, die hij sinds 1923 beheerde. (In die laatste rol leverde hij overigens nog een belangrijke bijdrage aan de beslissing om te komen tot de bouw van een nieuw gemeentemuseum.) Van invloed zal eerder zijn geweest, dat hij sinds 1907 op de Statenlaan 98 woonde. Om de hoek, dus als het ware. Het zou tot aan de evacuatie in de oorlogsjaren zijn adres blijven. Door die maatregel kwam hij in het Achterhoekse Lochem terecht, waar hij in 1944 overleed. Met zijn volle witte baard – zie de foto – kon hij overigens zo de planken op als kerstman. Nadat de lichtjes door zijn toedoen waren aangefloept, sprak Van der Meulen de wens uit dat ” het rechtmatig loon voor deze alleraardigste versiering” voor de winkeliers zou bestaan uit een grote publieke belangstelling. Die wens werd vrijwel meteen verhoord, want Het Vaderland van de dag daarop kon zijn lezers berichten: “In een zwaren stroom liep het talrijke publiek over de trottoirs, eerst genietend van het aardige gezicht der verlichte boomen, dan de étalages bekijkend.” Van der Meulen verliet de Haagse politiek in 1931 om lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland te worden.
Het initiatief van de winkeliers werd hier en daar enigszins fronsend begroet. Zo wijdde het Rotterdamsch Nieuwsblad van 22 december 1927 een vrij lang artikel aan deze nieuwe ontwikkeling op het gebied van de kerstviering. Daaruit enkele fragmenten, waarin nader op die veranderingen wordt ingegaan. “Er is een tijd geweest, dat men in het vaderland maar één December-feest vierde. Dat was het St. Nicolaasfeest. Natuurlijk kende men ook Kerstmis wel, doch dat was meer een kerkelijke plechtigheid, dan de gelegenheid om warmen wijn te drinken en gebak met amandelvulling te eten. Zoolang het daarbij bleef was het nog zoo èrg niet. Al spoedig echter kwamen er voor hen, die het konden betalen (of kans zagen het door anderen te laten betalen) kalkoenen en oesters met geenszins warmen, integendeel juist in-ijs-gezetten sputterdrank bij te pas… Tot zoover geschiedde dat alles tenminste nog binnenshuis. Op een goeden of als u dat beter lijkt kwaden (Kerst)dag is het den restaurateurs evenwel gelukt velen van ons de deur uit en naar hun feestelijk-verlichte etablissementen te lokken, om daar den Kerstnacht soupeerende (en jazzende) door te brengen. […] Het is een niet te ontkennen feit, dat deze nieuwe gewoonte om het Kerstfeest buitenshuis te vieren, den winkelier een belangrijk nadeel berokkent. Wat je in een restaurant kant en klaar voor het gebruik kan krijgen, bestel je immers niet meer bij een winkelier om het in je eigen keuken gereed te laten maken. De winkeliers uit het Statenkwartier hebben dat ingezien of gevoeld – in hun beurzen – en zijn op middelen gaan zinnen om het gevaar zooveel mogelijk af te wenden. Als wij onze kostelijke waren verleidelijk uitstallen, zullen de menschen toch wel weer koopen, hebben zij gedacht. Niets… ze komen kijken. Welnu, als de menschen Kerstmis dan buitenshuis willen vieren, dan zullen wij hun in dat verlangen tegemoet komen: wij zetten den Kerstboom op straat!”

De kerstbomen op de Frederik Hendriklaan in passende wintertooi. Links op de foto café-restaurant De Gouden Kroon op nr. 119, waar alvorens de lichtjes werden ontstoken een ontvangst voor genodigden was. (HGA)
Uit advertenties in de kranten van toen blijkt die hang naar verlokkingen buiten de deur in de feestmaand echter wel mee te vallen. Daarin lijkt eerder het knus thuisblijven te worden aangemoedigd. Als voorbeeld hiervan kunnen twee advertenties uit Het Vaderland gelden – eentje van muziekhandel Hees op de Frederik Hendriklaan nr. 295, de ander van bakkerij Paul C. Kaiser, die vroeger jarenlang een filiaal had op nr. 86. Het zou trouwens nog lang duren alvorens het fenomeen kerstman in de Nederlandse reclame een rol begon te spelen. Zijn entree in dat opzicht lijkt van 1937 te dateren via een advertentie van Unox, die in december in veel kranten verscheen. De ontwerper ervan schijnt duidelijk geïnspireerd te zijn geweest door de figuur van de kerstman, zoals die in 1931 gestalte kreeg bij de Amerikaanse frisdrankfabrikant Coca-Cola en diens beeldvorming vervolgens wereldwijd heeft bepaald. Ook het telefoongebruik in deze advertentie wijst op een Amerikaanse navolging. Rond die tijd beschikte namelijk slechts circa 15% van de Nederlandse huishoudens over zo’n apparaat. Want dat was hier in die dagen nog echt een luxeproduct.

De eerste fysieke verschijning van de kerstman op de Frederik Hendriklaan dateert uit de jaren 1990, toen ook de verlichte kerstbomen een vast onderdeel van de jaarlijkse versieringen in de decembermaand begonnen te vormen. Want ondanks het succes van de eerdere actie in 1927, werd die formule pas een kleine tien jaar later opnieuw toegepast, dit keer gekoppeld aan de naderende bruiloft van prinses Juliana en prins Bernhard op 7 januari 1937. Verspreid over de Aert van der Goesstraat en de Frederik Hendriklaan stonden er toen in totaal 80 dennenbomen, elk voorzien van 30 lichtjes in het nationale rood-wit-blauw en opgesierd met oranje gekleurde dennenappels. Pas in de jaren 1950 werd het hogerop aanbrengen van feestverlichting in de decembermaand hier een vaste gewoonte.








Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!