Statenkwartier van toen: De workaholic van de van Boetzelaerlaan

door Karel Wagemans

In 1929 kocht dr. Foort Dominicus voor bijna 16.000 gulden het huis aan de Van Boetzelaerlaan nr. 41, waarin hij bijna een halve eeuw heeft gewoond. De (afgesplitste) parterre van het pand ernaast op nr. 43 ging recent van de hand voor ruim het dertigvoudige in euro’s. Naast de gevolgen van een dolgedraaide huizenmarkt geven deze geldbedragen tevens een aardig inzicht in de inflatoire geschiedenis van de afgelopen honderd jaar. Maar los daarvan: ook toen was het door Dominicus neergetelde bedrag een hoop geld en in 1929 zullen er maar weinig leraren aan een middelbare school zijn geweest, die zich een dergelijke uitgave konden permitteren. Mogelijk had hij meer dan drie diamanten aan zijn eerdere verblijf in Zuid-Afrika overgehouden. Want uit een gefortuneerde familie stamde hij niet.

Van Boetzelaerlaan nr. 45-41 (41: rechts met groene deur en puntgevel)

Dominicus werd in 1884 als boerenzoon geboren in het Zeeuwse Wemeldinge. Zoals hij later graag vertelde, schoot er tijdens zijn opleiding tot onderwijzer aan de kweekschool te Goes in eerste instantie geen geld over voor de aanschaf van een fiets. Jarenlang legde hij de afstand tussen ouderlijk huis en school (zo’n 10 kilometer) hierom heen en terug te voet af. In 1909 kwam hij als onderwijzer in Den Haag terecht, waar hij vier jaar later zijn toekomstige vrouw, Klazina van Vliet (1890-1980), leerde kennen. Zijn vertrek naar Zuid-Afrika als gevolg van zijn benoeming tot leraar Nederlands aan een middelbare school daarginds stond toen al vast, maar later kwam het alsnog tot een huwelijk tussen de twee. Eind 1914 maakte Dominicus namelijk van zijn kerstverlof gebruik om voor de trouwerij over te komen. Samen met zijn vrouw keerde hij eind januari 1915 terug om er tot 1921 te blijven; hun twee oudste dochters, Bertha en Hanna, zijn er geboren. Dominicus maakte in die dagen vele reizen door het toenmalige Britse dominion en wist er zelfs de al genoemde drie diamanten te vinden. Hij nam er tevens de overtuiging mee vandaan, dat apartheid een noodzakelijke maatregel was. Zoals hij het in 1965 tijdens een interview verwoordde: “Het is voor de blanken een kwestie van apartheid of de zee in.” Want stellige uitspraken – steeds overtuigd van het eigen gelijk – heeft Dominicus nooit geschuwd.

Dominicus in zijn werkkamer. Foto uit De Telegraaf, d.d. 17-05-1965

Eenmaal terug in Nederland ging het gezin in de 2e Schuytstraat wonen, waar in 1922 zoon Adriaan zijn intrede deed. Op de Van Boetzelaerlaan werd in 1931 als laatste kind nog dochter Ina geboren. Sinds 1921 was Dominicus werkzaam als docent Nederlands aan de gemeentelijke HBS aan de Aucubastraat, later opgegaan in het Grotius Lyceum en tegenwoordig onderdeel van het Segbroek College. Tegelijkertijd was hij in Leiden begonnen aan zijn universitaire studie Nederlandse taal en letterkunde. In 1928 verwierf hij daarin de doctorstitel. En dat waren nog maar twee van de vele bezigheden, die Dominicus in de loop van de tijd ontplooide, óók na zijn pensionering in 1949. “Bezeten van werkdrift,” zoals indertijd over hem werd opgemerkt – een workaholic zouden we tegenwoordig zeggen –  behaalde hij de benodigde akten voor het geven van onderwijs in de talen Frans, Engels en Duits, hield talloze lezingen, schreef honderden artikelen en (niet te vergeten!) vele ingezonden brieven, waar zijn scherpe pen hem goed van pas kwam. Last but not least verwierf hij zich naam als schrijver van diverse taalkundige leerboeken, waaronder ook eentje over het Esperanto. Hij vond dat zelf allemaal niet echt bijzonder en merkte ooit op: “Denk nou maar niet dat ik zo knap ben, want wat die talen betreft, dat is een gave, die ik bij mijn geboorte heb meegekregen.” 

Omslag van het leerboek voor het gebruik van de “nieuwe” spelling (1935)

Dit aangeboren talent stelde hij sinds februari 1957 ten dienste van de wekelijks in De Telegraaf verschijnende puzzelrubriek “Wie weet, die wint”. Het betrof hier tien te beantwoorden vragen, waarvan er zeven op het taalkundige vlak lagen en die door Dominicus opgesteld werden. In de smalle kolom achter de vragen kon met een voorkeurscijfer worden aangegeven welk antwoord men het juiste achtte. [Zie de afbeelding.] Er vielen – naar bleek –  fikse prijzen mee te winnen. Begin 1958 viel een bedrag van fl. 3.500 toe aan de Haagse mevrouw Overhand en een paar weken later een bedrag van ruim fl. 11.000 aan een andere Haagse dame, mevrouw Geerders. Die laatste brak bij dit goede nieuws in vreugdetranen uit, zoals te zien is op onderstaande foto. In de bijbehorende tekst vertelt de winnares opgetogen, dat zij haar zoon Frank en dochter Gusta nu een vliegreisje naar Amerika cadeau kan doen. Over dochter Mieke geen woord, maar dat hoefde ook niet: dat was die mevrouw Overhand van de 3.500 gulden. Pas enige tijd later bleek dat beide dames respectievelijk vrouw en schoonmoeder van de eigenlijke oplosser van de puzzels waren: zoon Adriaan Dominicus. Samen met zijn Mieke woonde hij sinds 1951 in bij zijn ouders op de Van Boetzelaerlaan 41. Gezien de hoogte van de prijsbedragen dook al snel het vermoeden op van fraude, c.q, valsheid in geschrifte. Adriaan, ambtenaar bij het ministerie van Economische Zaken, werd op 2 april 1958 thuis door de politie ingerekend om vier dagen later (op eerste paasdag) weer op vrije voeten te worden gesteld. Uiteindelijk zou de rechter hem pas in december 1959 buiten vervolging verklaren. Adriaan is later naar de Van Alkemadelaan verhuisd en overleed in 2005.

De vermeende prijswinnares in tranen. Foto uit De Telegraaf, d.d. 31-01-1958

De hele affaire, die zich deels in eigen huis had afgespeeld, ging uiteraard niet aan Dominicus sr. voorbij. Eventuele betrokkenheid zijnerzijds bij de vermeende fraude wees hij meteen fel van de hand. “Mijn zoon woont wel in mijn huis, maar zijn vrouw en hij hebben samen een aparte etage,” zo deelde hij aan een verslaggever van De Telegraaf mee. Informatie over de puzzel had hij nooit, op welke manier ook, met hem gedeeld. “Daarmee zou ik mijzelf tot een schelm gestempeld hebben. Dit kan u van een 73-jarige met een eervolle loopbaan achter zich toch niet verwachten!” Aan zijn eerlijkheid en goede trouw hoefde na een diepgaand politieonderzoek ook inderdaad niet getwijfeld te worden. Maar het gesjoemel van zijn zoon met namen en adressen en het verzwijgen van de familieband door schoonmoeder, mevrouw Overhand-Geerders, kon de gerezen achterdocht tegen de gang van zaken bij het publiek toch niet volledig wegnemen. Nadien bleek trouwens nog dat het zogenaamd door haar gewonnen geldbedrag vrijwel geheel bij Dominicus jr. terecht was gekomen. Zwager Frank en schoonzus Gusta konden in elk geval naar hun reisje fluiten. Het zal de onderlinge verhoudingen weinig goed hebben gedaan.

Telegraafpuzzel “Wie weet, die wint” nr.1 van 22 februari 1957

Een tweede kwestie, waarbij Dominicus in relatie tot zijn huis de kranten haalde, deed zich voor in september 1963 en was het gevolg van een in Het Vrije Volk geplaatste brief. Daarin liet Dominicus onder meer weten, dat de zwarte bevolking in Zuid-Afrika het lang niet zo slecht had als door dat dagblad werd beweerd. Over hun huisvesting hoefde echt niet geklaagd te worden: die was zelfs beter dan in Amerika. En dat 9 van de 10 zwarte arbeiders of kinderen zonder ontbijt naar hun werk en school gingen? Dat was bij blanke Nederlanders ook vaak het geval! De Waarheid, als krant van communistische signatuur, liet zijn lezers in reactie hierop sarcastisch weten: “Er zullen wel geen officiële cijfers over bestaan, maar dr. Dominicus heeft ongetwijfeld aan de Van Boetzelaerlaan in het Haagse Statenkwartier een ruim terrein voor onderzoekingen gehad. De Haagse GGD heeft daar, dat is bekend, druk werk om alle koppigen weg te halen, die met slechte eetgewoonten sukkelen.” Alle perskritiek op zijn geliefde Zuid-Afrika bracht Dominicus in 1969 tot de publicatie van zijn boek Zwarten en Zwart gemaakten. “Onthullende lectuur [voor] hen, die kennis willen nemen van de argumenten voor de apartheid,” oordeelde de Leeuwarder Courant in die tijd. En dat was niet complimenteus bedoeld.

Dominicus 90 jaar. Foto: Robert Scheers, 1974 (HGA)

Eind december 1974 werd Dominicus 90 jaar. Nadat hij in verband hiermee thuis visite had gekregen van Thomas Lepeltak, schreef deze in zijn Telegraafrubriek het Stan Huygens Journaal over de jarige: “Door keihard werken heeft dr. Dominicus de bekendheid en waardering gekregen, die hij nu geniet. [Hij] hoort wellicht niet meer zo goed, maar spreekt nog krasse taal in een zeer verzorgd Nederlands. Hij leest als een goed leraar met een rood potlood in de hand en signaleerde aldus in Elseviers Magazine van de vorige week nog 30 fouten.” In het stuk valt voorts te lezen, dat Dominicus nog elke dag fietst en druk in de weer is met het schrijven van artikelen. In combinatie werden die activiteiten hem in juni 1976 fataal. Op de fiets op weg naar de Parkstraat om een artikel in te leveren bij de courant Het Vaderland, kwam hij tijdens het oversteken van de rails bij het Vredespaleis onder de tram.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.